De Australian Labradoodle is een atletische, gracieuze verschijning met een compacte body en lang haar. Hij heeft een stevige botstructuur en het hoofd is meer stomp dan spits. De ogen zijn zacht en levendig met een vriendelijke uitdrukking. De staart wordt bij voorkeur laag gedragen. De vacht hoort niet te verharen.
De Australian Labradoodle is extreem intelligent, sociaal, komisch, vrolijk en zacht en rustig in de omgang. Zij horen mensen vriendelijk tegemoed te treden. Zijn slim en gemakkelijk te trainen. Zij kunnen hun familie heel goed aanvoelen en daarom zouden ze uitermate geschikt zijn voor mensen met speciale behoeften.
Officieel zijn er 3 maten, maar in deze periode van rasopbouw, kan het voorkomen dat verschillende maten met elkaar gekruist worden. Wij spitsen ons vooral toe op de Miniature.
Australian labradoodles kunnen een wollen of een fleece vacht hebben, waarbij de fleece vacht weer onderverdeeld kan worden in een curly fleece vacht (veel kleine krullen) en een fleece vacht (veel grovere bijna menselijke krullen). Niet elke wollen vacht is hetzelfde, of curly fleece vacht of fleece vacht. Soms heeft een labradoodle heel veel haar per cm2 huidoppervlakte en soms maar heel weinig. Dat geeft al een heel ander beeld. Een fleece vacht met maar weinig haar per cm2 wordt ook wel een open fleece vacht genoemd. Ook kan een curly fleece vacht meer neigen naar de fleece kant en minder kleine krullen hebben, dan de fleece vacht die naar de wollen kant neigt.
Over het algemeen is een curly fleece vacht heel goed van een wollen vacht te onderscheiden met de volgende uitleg; Een curly fleece vacht moet na een goede borstelbeurt binnen 2 dagen weer in de krul zitten. Hoe korter dit duurt, hoe meer de curly fleece vacht naar de fleece kant neigt, hoe langer dit duurt, hoe meer deze naar de wollen kant neigt. Duurt dit langer dan 2 dagen, dan is er sprake van een wollen vacht.
Hoewel de honden geen ruiperiode kennen is het onderhoud van de vacht soms wel een hele klus. De vachtverzorging dient niet onderschat te worden. De Australian Labradoodle mag geen ondervacht hebben.
Er zijn vele kleuren mogelijk, van zwart tot zilver, van creme tot rood en van parchment tot chocolade. Ook parti-color is mogelijk. De kleurvariant merle is binnen de ALAEU geen erkende kleur.
Aan het eind van de 80er jaren kreeg een Australische hulphonden Vereniging, een aanvraag voor een hulphond voor een blinde vrouw met allergische klachten.
Helaas hadden ze in Australië geen hond om haar aan te bieden. Men ging op zoek naar een nieuw te vormen ras; men ging de labrador kruisen met een uit Zweden geïmporteerde poedel, omdat hij uit hulphonden lijnen kwam. De man die dit begeleidde was Wally Conran.
Hij doopte zijn kruisingen Labradoodle, als een combinatie van labrador en poedel. Daarna was er een andere man die wel brood zag in het fokken van deze leuke honden als huishonden; hij ging nog een stapje verder en kruiste de eerste kruisingen nog eens terug met een poedel. Helaas heeft deze man zijn werkzaamheden niet goed bijgehouden. Nadat hij een aantal jaren 1e en 2e generaties gefokt had, is hij ermee gestopt.
Op een gegeven moment kwam de Australische hulphonden Vereniging in contact met Angela Rutland-Manners, op zoek naar gastgezinnen voor hun Labradoodle-puppies. Zij raakte erg gecharmeerd van het ras en ging er verder mee experimenteren, daarbij later geholpen door haar moeder, Beverly Manners. Zij hebben samen een aantal andere rassen ingekruist, zoals dat bij elke rashond is gebeurd. Het "recept" is echter een geheim. Het resultaat is de prachtige Australian Labradoodle, zoals wij hem nu kennen.
Bovenstaande betekent dus dat je een Australian Labradoodle niet na kunt maken door labrador en poedel te kruisen.